Spring naar inhoud

Podcast Over de drempel aflevering 6: Luc

[LUC] Ik heb een klop gehad, en ik ben teruggekeerd en ik heb het gevoel gehad van: het is niet juist, dit klopt niet.

[DOMINIQUE] Ge keert terug. Ge stapt verder. Ge treuzelt. Ge versnelt. Ge rent. Ge botst. Dit is ‘Over de drempel’, een podcast van GTB, waarin ik stap, op sommige stappen terugkeer, soms wat treuzel, maar vooral de weg bewandel van en met iemand die tegen drempels botst. En voelt dat ze ook opstapjes kunnen zijn. Ik, ik ben Dominique Van Malder, ik maak theater, televisie en ook radio… op televisie. Met Radio Gaga. En nu hoor je me dus hier. Vandaag praat ik met deze man.

[LUC] En dat heeft mij niet losgelaten. Gelukkig…

[DOMINIQUE] En deze man, dat is Luc Henau. Luc leidt GTB, een gespecialiseerd team dat samenwerkt met VDAB, dat mensen in kwetsbare situaties helpt in hun zoektocht naar werk.

[LUC] Nee, nee. Dat is het…

[DOMINIQUE] De zoektocht die Luc ook kent en die ons terugbrengt naar de jaren 80. Naar een moment waarop GTB nog niet bestaat en Luc werkt in een Vlaamse zorginstelling. Het brengt ons naar Ierland naar het dorpke…

[LUC] Het dorpke Monasterevin uit Kildare, 30 kilometer van Dublin.

[DOMINIQUE] Daar mag Luc gaan spreken op een conferentie over de zorg in Vlaanderen, samen met een collega.

[LUC] En we komen aan de zaterdag. De vluchten waren toen nog goedkoper de zaterdag met onze boekentas alle twee zo fier als een gieter op onze zorg in Vlaanderen. We reden naar Kildare. We hadden een auto gehuurd en die auto... Ze hadden gezegd dat die volgetankt was, maar dat was niet zo. Dus we moeten tanken. Wij stoppen aan een tankstation. En daar is er iets met mij gebeurd dat tot op vandaag zegt ook wie ik ben. Er komt een heel vriendelijke jongeman, die zegt: full? Ik zeg: yes. En ik kijk naar die man en dat is iemand met het syndroom van Down. En ik zeg: allee, dat kan niet. Die gaat mij hier nu naft geven.

[DOMINIQUE] Dat kan niet, denkt Luc. In Luc z’n wereld geeft een man met het syndroom van Down geen benzine. In Luc z’n wereld zit die man in een instelling. Te zitten. Te wachten op zorg. Luc z’n wereld op z’n kop.

[LUC] En we zijn nog niet helemaal van de shock bekomen. Het was rond de middag. We zetten de auto aan de kant. We gaan het cafetariaatje binnen en al die mensen die daar werkten waren mensen met het syndroom van Down. En ik dacht: wat, wat, wat is dit nu? Dat, dat kan toch niet?

[DOMINIQUE] Maar het kan dus wel. Het gebeurt zelfs gewoon. En dat draait Luc z’n wereld ondersteboven. Zijn wereld wordt anders. Hij ziet meer. Hij ziet drempels. Drempels waar mensen met een beperking op botsen als ze werk zoeken. Drempels van onwetendheid. Drempels van vooroordelen. We keren straks nog terug naar Ierland en naar het keerpunt van Luc. Maar eerst gaan we terug naar de start. En die ligt in de jaren 60 in Munkzwalm. De tijd en plek waar Luc opgroeit. Het Munkzwalm van nu is een bekend dorp in de Vlaamse Ardennen. Vooral dan bij wandelaars en wielertoeristen. Maar toen Luc er opgroeide, was dat anders.

[LUC] In de jaren 60 is hier iets fundamenteel veranderd. Radio 2 had de streek ontdekt. En iedere zaterdag en zondag zaten hier de toen bekende journalisten in een aantal cafés en vanaf toen kwam het toerisme. Maar daarvoor was hier eigenlijk niks. In de vakantie hebt ge Tour de France, maar dan reden wij hier de Ronde van Frankrijk in deze straat. Blokskes rond. En dat kon dan allemaal. Heel de buurt speelde op straat. Het valt nu op hoe gesloten dit allemaal is. Maar toen was dat het paradijs voor kinderen. Het is mooi als streek. Tegelijkertijd... Ik ben ze ook ontvlucht. Het sluit u een beetje. Als ge van hier zijt, dan staat er onmiddellijk een boekje met verwachtingen. En als ge daar niet helemaal aan voldoet, dan moet ge weggaan. Eh, want anders, anders...

[DOMINIQUE] En gij voldeed er duidelijk niet aan...

[LUC] Ik voldeed daar een stuk aan. Maar tegelijkertijd wou ik er niet alles bij nemen. Simpele dingen. Eigenlijk werd er verwacht dat ge dan een meiske van hier kiest. En toen ik, dat was aan mijn grootvader zei van: ja, ik heb iemand leren kennen en die was dan van Ieper. En dan zei hij van: maar allee, Luc, zijn er hier nu geen mooie meiskes genoeg. Dat patroon dat wou ik doorbreken. En in mijn studies enzovoort is dat toch een beetje de rode draad geweest.

[DOMINIQUE] Luc ging dus weg uit Munkzwalm. Maar vandaag keert hij terug. Om hier samen met mij te wandelen. Ik had me iets pittoresk voorgesteld bij zijn geboortedorp. Iets dat zou klinken als: [NATUURGELUIDEN], maar in de plaats hoor ik dit: [SPOORWEGALARM]. Munkzwalm wordt door midden gesneden door de spoorlijn Kortrijk-Brussel. Of zoals ze hier zeggen, de ijzeren weg. En die ijzeren weg liep ook langs Lucs persoonlijke route.

[LUC] En dan die treinen, die stopten hier. Straks rond 5 uur. En dat was iemand van de administratie in Brussel. Een baas van ik-weet-niet-wat. Een arbeider van de stovenfabriek van Nestor Martin. Die kwamen het café binnen...

[DOMINIQUE] Die kwamen het café binnen, café Bij Vermeulen. Het café werd afgebroken, maar Luc laat me toe in zijn hoofd en herinnering. Hij omschrijft de geur van toen. Een mix van bruine zeep, trappist en Franse kaas. En ook hoe het eruitzag. Een typisch Vlaams dorpscafé waar een kruis hing.

[LUC] Plus het reglement van de dronkenschap. De wet op de dronkenschap van 1908 of zo hing ingekaderd.

[DOMINIQUE] Er stonden rode tafelkes.

[LUC] Een hele mooie toog.

[DOMINIQUE] En achter die toog: Germaine, de grootmoeder van Luc. Tot zijn vijf jaar woonde Luc met zijn ouders bij haar en bij zijn grootvader in. Het café zal voor hem altijd blijven voelen als een echte thuis. Het is de plek die hem gemaakt heeft tot wie hij geworden is.

[LUC] En het eerste dat je zou gehoord hebben, en dat is iets wat ik tot vandaag meeneem, wat ik van mijn grootmoeder meegekregen heb, toen de mensen binnenkwamen in het café. Ik heb haar nooit horen vragen: wat drinkt ge? Maar zij vroeg: wat kan ik voor u doen? Die kwamen het café binnen en eigenlijk wist mijn grootmoeder exact wat die allemaal dronken, maar die vroeg: wat kan ik doen? Ah, we gaan iets drinken, Germaine. En dan moest zij niet vragen wat. Dan haalde ze twee pintjes, een bruine Roman. En die dronken één, twee pinten. Als ze te lang bleven en ze werden dronken, dan was het ook mijn grootmoeder die zei: ge hebt nu genoeg gekregen. Ga naar huis. Uw vrouw wacht op u. En ze is altijd goed voor u. Ga maar naar huis. Ik zal u nog een koffie maken of wat water geven. En als ze buiten gingen, toen zei ze altijd in het dialect: ’s noar oar’n diensten.

[DOMINIQUE] Sorry?

[LUC] ’s Noar oar’n diensten. Dat was zo...

[DOMINIQUE] Wat is dat vertaald?

[LUC] Tot uw dienst.

[DOMINIQUE] Oké.

[LUC] Tot jullie dienst. Oar’n, jullie. Tot: ’s noar oar’n... diensten. Tot uw dienst. En dat is voor mij de hele filosofie van het management. Nog altijd van GTB. Wat kan ik voor u doen? Tot uw dienst. Dat is voor mij veel belangrijker dan welke managementboek dan ook. En dat heb ik van haar geleerd. Als leidinggevende, als directeur, als manager van een organisatie wil ik nog altijd mijn grootmoeder zijn. Wat kan ik voor u doen?

[DOMINIQUE] Wat kan ik voor u doen? Die belangrijke vraag die leerde Luc dus stellen, dankzij zijn grootmoeder. Daar in het dorpscafé dat nog maar net afgebroken werd. We wandelden er samen naartoe en overheen. Letterlijk over het puin. We wandelen gewoon door uw jeugd, hé, nu. Op ruïnes.

[LUC] Op ruïnes jammer genoeg.

[DOMINIQUE] Da’s toch vreemd.

[LUC] Da’s heel vreemd, ja.

[DOMINIQUE] Bij Vermeulen was niet het enige café in Munkzwalm. Het was er één van de zeventien. Maar iedereen kende het wel. En iedereen kende Germaine, de cafébazin en de grootmoeder van Luc.

[LUC] Hier kwam iedereen. Hier kwam iedereen.

[DOMINIQUE] Dat was toen ook zo.

[LUC] Een goeie café heeft dat waarschijnlijk nog altijd. Men kwam hier soms ook om aan Germaine, de cafébazin, toch een keer te vertellen dat het niet zo goed ging thuis of er wat problemen waren op het werk. En daar dan een pint te drinken. En soms gebeurde het dat er iemand een hele avond zat en maar één pint gedronken had.

[DOMINIQUE] Uw grootmoeder Germaine was eigenlijk ook een beetje sociaal assistent.

[LUC] Dat was eigenlijk een beetje sociaal assistent, psycholoog...

[DOMINIQUE] Ik zou Luc een hele podcast kunnen laten vertellen over zijn grootmoeder. Want Germaine die hield niet alleen café. Ze had ook een winkel met radio’s, televisies, borden, bestek. En haar man, Luc z’n grootvader Georges, die was even actief. Ook hij was cafébaas, maar ook...

[LUC] Maar die was fietsenmaker. Dat was de eerste elektricien. Die deed sanitair. Als de centrale verwarmingen opkomen deed hij centrale verwarming. Als er evenementen waren in de streek, grote feesten, dan deed hij daarvan de belichting en de PA. En dat is zo dat... Een beetje van alles zijn.

[DOMINIQUE] Dat beetje van alles zijn. Zien wat er in de wereld gebeurt. En daarop inspelen. In de jaren 70 bijvoorbeeld was er de opkomst van het wielertoerisme. En wat deden ze bij de Vermeulens in het café. Ze richtten een wielerclub op.

[LUC] En dat was bij iedere zaterdag en zondag verzamelde iedereen hier en gingen ze 60, 70 kilometer fietsen. Mijn grootvader reed daarachter met zijn camionnetje, die ik altijd buitenzette, met wat wielen erop voor als er iemand plat reed. En dan kwamen ze terug. En er is nog altijd op 1 mei, is er een grote rit, die noemt rit Vermeulen. En dat is dus de Vlaamse Ardennen. En dat heeft dus met hem te maken als fietsfiguur.

[DOMINIQUE] Hoe heette jullie wielerclubje?

[LUC] Ongelofelijk! De Zwalmstoempers!

[DOMINIQUE] De Zwalmstoempers. Kijk eens aan.

[LUC] En die hebben ooit een liedje gemaakt.

[DOMINIQUE] Er was een café en er was een grootmoeder. En er was altijd heel veel te doen. En de kleine Luc, die reed altijd gewoon mee. Met dat beetje van alles. Stel dat ge een dag zoudt mogen herbeleven uit de periode van uw jeugd? Welke dag zou dat zijn?

[LUC] Zo’n woensdag, hé.

[DOMINIQUE] Een woensdag?

[LUC] Zo’n woensdag in de vakantie, dat ik samen met mijn grootmoeder in de voormiddag die gasronde deed, als tienjarige knaap met de auto, heel dat dorp hier rond, haar ontlasten. Want ze moest geen pullen dragen. Wat ze anders wel moest doen. Zij ging gewoon met een hele grote portemonnee bij de mensen binnen. En we hadden ook heel het dorp gezien. En er is een woensdag... Het was zo warm. En iedere keer moet ge die deur van de auto uitdoen om te stoppen. En dat was zo om de twee huizen. En na de eerste ronde kwamen we terug vullen. Mijn grootvader zei: het is warm, zeker? Airco en zo, dat bestond nog niet in een 2PK’tje. En hij deed er de deuren af. En wij reden dus rond, mijn grootmoeder, toen toch al in de zestig, zonder deuren, met een auto vol met gas. En als we dan terugkwamen was ze content. En dan was ik hier. Dan bleef ik helpen.

[DOMINIQUE] Helpen. Dat was misschien wel het belangrijkste wat Luc hier leerde en zich eigen maakte. Helpen in de kerk als misdienaar. Helpen bij de Chiro als leider. Helpen bij de jaarlijkse Zwaluwfeesten in de parochiezaal. Helpen zoals hij dat van zijn grootmoeder Germaine geleerd had. ’s noar oa’n diensten.

[LUC] Ik organiseerde quizavonden avant la lettre of spelmiddagen, waar dat er 1000, 1500 man naartoe kwam, die ik presenteerde samen met Marijn Devalck bijvoorbeeld.

[DOMINIQUE] Met Marino Falco!

[LUC] Met Marino Falco. Ja, voor mij is dat Marijn. Wij hebben verschillende keren met mekaar gewerkt. En ja, dat was leuk. Ik heb dan een tijd voor, ik vind het nog altijd een schitterende bluesgroep, die al veel gevraagd werd...

[DOMINIQUE] Er was dus altijd veel te doen. En Luc deed dus altijd mee. En hij hielp. Zelfs als hij niet wist hoe. Dan nog hielp hij. Bijvoorbeeld als dj.

[LUC] Ik kende niets van muziek. Ik kan niet dansen. Dus ik moest mijn tante mee hebben om de plaatjes te zoeken.

[DOMINIQUE] En dus ging de tante mee. En ze zocht de plaatjes. Want helpen, dat zat in de familie. En de nonkel, die hielp ook, die deed techniek.

[LUC] Maar dat werd zo populair, dat ontspoorde bijna.

[DOMINIQUE] Ja, ik kan mij inbeelden, Luc, dat met zo’n warme jeugd, dat dat niet altijd even gemakkelijk moest geweest zijn om dat hier allemaal achter te laten, om de wereld in te trekken. Ik kan mij voorstellen dat gij toch een grote drempel zijt moeten over gaan.

[LUC] Ja, maar tegelijkertijd, een drempel is iets een beetje negatief, hé. Het klinkt zo’n beetje, hé. Voor mij is het ook een opstap geweest om het te kunnen verlaten. Ik heb de veiligheid gehad om ook een stap te kunnen zetten naar iets anders. Ja, ik heb humaniora gedaan in Oudenaarde. Ik was geen briljante student, maar dat verliep allemaal goed. Maar dan kom ik aan de universiteit. En daar kom ik in contact met een totaal andere wereld. En niet die dorpsmentaliteit. Niet dat warme. Maar tegelijkertijd is dat de opstap geweest om dan toch verder te kunnen groeien met de hart en de ziel dat er van hier uit kwam. En die stappen heb ik kunnen zetten. Dus een drempel, maar ook een opstap naar wie ik nu probeer te zijn en ben.

[DOMINIQUE] Munkzwalm was dus geen drempel voor Luc. Munkzwalm was een opstap. Alleen... Opstap is natuurlijk niet heel anders dan een drempel. Want ook een opstap moet je op. En over. Maar daar, daar had Luc supporters voor.

[LUC] Ik was één van de eerste kinderen echt van het dorp. Een echte inheemse, die ging studeren. En na het eerste jaar aan de universiteit, dat was met heel veel verwachtingen. Heel veel mensen wisten dat ook, dat ik aan het studeren was. Ik was erdoor. En de avond van mijn proclamatie, dan brachten de brouwer, die bracht vaten gratis, dat mijn grootmoeder aanstak. En dan kwamen de mensen gratis drinken. Want we hebben er een die naar de universiteit gaat. Dat weekend was het in het dorp ook de dorpsfeesten. Er is nooit zoveel champagne verkocht als die avond.

[DOMINIQUE] Serieus?

[LUC] Ja, dat was zo. Wow. Eindelijk! We hadden wij ook een doktoor. Maar ja, die kwam van Gent. En bij de politie zat er ook al iemand die officier was. Maar ja, die kwam... Maar dat was één van ons die naar de universiteit gaat. Dat is ongelofelijk. Dat meemaken zo. Die brouwer die hier toekomt met drie vaten bier. Iedereen mag gratis drinken. Dat blijft enorm bij. Maar tegelijkertijd zit ge daar wat in gevangen, hé.

[DOMINIQUE] Het is wel duidelijk dat er hier in dit café... In uw jeugd is wel de kiem gelegd, allee, uw roots letterlijk, de wortels van de latere Luc, hé.

[LUC] Ja, ja, dat is hier ontstaan.

[DOMINIQUE] Want ze zeggen wel eens dat als ge uw eigen stal kent, kent ge ook de wereld.

[LUC] Ja, maar dat, dat... Ja, ik geloof dat wel.

[DOMINIQUE] Klopt dat in uw geval?

[LUC] Ja, ja. De wereld is enorm groot, maar tegelijkertijd zo klein, hé. We hebben het hier ook allemaal een beetje gezien vroeger wel en veel kunnen uit leren.

[DOMINIQUE] We wandelen weg van het café, de plek waar Luc Luc geworden is. En hij neemt me mee naar een ander ijkpunt op zijn route. Naar hier. Parochiaal centrum De Zwaluw. Hoe lang is dat geleden dat ge over deze drempel zijt gewandeld?

[LUC] Dertig jaar.

[DOMINIQUE] Dertig jaar?

[LUC] Ja. Hier zat een toneelgroep, die mijn vader leidde. Samen met mijn moeder eigenlijk. Zus speelde daarin. Waarvan ik een stuk de techniek en de belichting en zo een tijd gedaan. Maar op bepaald moment, ja, ben ik toch wat weggegaan uit deze streek en uit dit milieu. En ik ben hier sedertdien niet meer geweest.

[DOMINIQUE] En de geur? Nog altijd hetzelfde?

[LUC] Ja, ge kent dat ook. Dat is de geur van een zaal, hé.

[DOMINIQUE] Van een parochiale zaal.

[LUC] Ja, ja. Dat was mijn plaatske daar. Onder de kast van de elektriciteit. Samen met mijn nonkel. Daar zaten we met heel de technische installatie. Vol met spots en klank en...

[DOMINIQUE] Gaan we ons efkes zetten? Da’s uw plaatske daar.

[LUC] Ja.

[DOMINIQUE] Allee, dertig jaar niet geweest. En wat zou de Luc van toen tegen de Luc van nu zeggen? Of omgekeerd?

[LUC] Hij zou mij nog kennen.

[DOMINIQUE] Ja?

[LUC] Ja, ja. Want een aantal elementen van die Luc van toen, die zijn er vandaag nog altijd. En die zitten mee in dat hart en die ziel van dingen die ik doe. En da’s vaak zo een beetje toch wel proberen om wat mijn weg te kunnen gaan bijna. Samen met mensen en proberen om mensen mee te krijgen. Maar zo niet de vaste, bewandelde paden.

[DOMINIQUE] Ge zijt er gaan studeren. Ge hebt uw roots verlaten om te gaan studeren. Wat hebt ge gestudeerd?

[LUC] Sociaal agoog.

[DOMINIQUE] Sociaal agoog.

[LUC] Dat is een richting binnen de psychologie. Dus ik ben eigenlijk licentiaat psychologie en pedagogie. Met de specialisatie sociaal agoog.

[DOMINIQUE] Want van psychologie zeggen ze toch, ja, mensen die psychologie gaan studeren, daar scheelt toch wel iets mee. Hoeveel... Wat scheelt er aan Luc?

[LUC] Er scheelt ook wel... Ik heb duidelijk mijn beperkingen. Bijvoorbeeld dat ik nogal koppig ben, allee, ja, vurig ben als ik met een idee zit. En dat... Maar ik ga het toch altijd wel proberen uit te werken.

[DOMINIQUE] En ideeën om vurig en koppig uit te werken die heeft Luc. Als student al. Hij is leider van de Chiro en bedenkt: wij gebruiken dat eigenlijk enkel op zaterdag en zondag. Dus waarom bieden wij dat niet aan aan mensen met een beperking? Zou dat zij ze tijdens de week kunnen gebruiken. Hij biedt het aan aan de directeur van een lokale instelling, maar die gaat er niet op in.

[LUC] En ja, ik vond dat ongelofelijk. Wij deden die man een aanbod. En ik weet nog, als hij buiten ging, zei ik tegen hem: ik hoop dat ik u ooit in zo’n huis toch zal tegenkomen. Een beetje met colère zo. Bon, zeven jaar later, gestudeerd, twee jaar aan de universiteit gewerkt, is daar een plaats vrij, ik solliciteer. En op het einde van het gesprek zegt die man tegen mij: Luc, we gaan mekaar ooit in zo’n huis tegenkomen. Gij moogt dat opstarten. We hebben daar een bungalowtje gehuurd en we gaan daar met drie mensen naartoe. Ge moogt dat mee opzetten.

[DOMINIQUE] En zo komt Luc in de zorg terecht. En van de zorg belandt hij in de jaren 80 in dat tankstation. Dat tankstation in Ierland. Op 30 kilometer van Dublin Waar een man met downsyndroom zijn tank vult. Hij ziet dat er plekken zijn waar mensen met een beperking er gewoon bij horen. Waar die mensen gewoon een job hebben. Gewoon. Een gewone job. Dat doet iets met Luc. Maar voor hij er iets mee kan doen, moet hij eerst zelf over een drempel. De drempel van zijn eigen verbazing.

[LUC] Ik zeg, allee, dat kan niet. Dat zijn mijn klanten, mijn cliënten van... Die moeten in een voorziening zitten en we moeten hen verzorgen. En we rijden naar die voorziening. Ik leer daar een Ierse psycholoog, bewonderlijke man, en ik uit mijn eerste verwondering. En ik hoor dat die ook zo’n huizen hebben in de gemeente, waar dat ze met drie wonen zoals dat ik hier had mogen beginnen. En ik zeg, ik zou zo’n huis willen bezoeken. En die antwoordt daar nu niet op. Nu, nadien, ik vraag dat nog een keer. Allee, ik zou zo graag een keer zo’n huis bezoeken. En als ik het de vijfde keer vraag, zegt hij: Luc, be patient. Their house is not my house. I cannot invite you in their house. Allee, jongen, allee... Psycholoog-directeur van zo’n instelling. Gij kunt dat toch wel voor mij organiseren. Hij deed: sorry, nee. Maar ik verstond dat niet. Als er mij iemand vroeg, mag ik een keer op bezoek komen. We organiseerden dat. En de minister kwam op bezoek. En die zei: dat gaat niet.

[DOMINIQUE] Luc botst dus tegen een volgende drempel. Die van zijn eigen denkbeelden. En die denkbeelden zijn hardnekkig. Dat merkt hij als de bewoners van het huis, allemaal mensen met een beperking, hem uiteindelijk zelf uitnodigen om op bezoek te komen.

[LUC] Ik zit die avond in dat huis en... Babbel. Tea and a cake. Op een bepaald moment, die waren heel vriendelijk, vier mensen woonden daar samen. Dus de eerste die rechtstaat uit zijn zetel zegt: I’m going to my pub. En hij gaat weg. En tien minuten nadien nog één. En ik ben daar blijven zitten. En ik zeg: wat doen die nu? Ah ja, zeg. We gaan een pintje gaan drinken. En ik zeg zo: moet er niemand... En ik zeg: waarom gaan die op een verschillend tijdstip. Maar die gasten, die hebben elk hun pub. En die zie dat ik zo verwonderd ben en die zegt opnieuw: maar, Luc, zegt hij, allee, wat is dat met u? Da’s toch normaal. Ik zeg: ja, normaal. Maar in mijn denkbeeld zit dat zo anders dat... Allee, hier gebeurt iets met mij.

[DOMINIQUE] Er gebeurt iets met hem. Daar in dat huisje in Ierland. Zijn drempel wordt een opstap. Luc beseft dat als je mensen met een beperking aanspreekt op wat ze kunnen er dan veel kan. Veel meer dan er op dat moment in Vlaanderen gebeurt.

[LUC] Terwijl hier hadden we leefgroepen. En wij organiseerden ook inspraak. De maandag was er kringgesprek. En dan mochten ze kiezen met fotootjes. Gaan we donderdag naar de cinema of gaan we volleyballen of gaan we gaan zwemmen? En als ze dan gekozen hadden, met de autobus voerden we ze. Er hing gelukkig nog geen plakkaatje op: pas op gehandicapten hier. Maar we voerden ze. En we dachten dat dat inspraak was. En ik had daar een model gezien dat helemaal anders... En die mensen konden werken, bij God. En dat heeft mij niet losgelaten. Ja, ik ben daarin bijna doorgeslagen. Ik weet dat. En in die zin ben ik soms ook een beetje de vlo in de pels. Ook in Vlaanderen, omdat ik mensen daarmee confronteer. Bijvoorbeeld de benoeming van de problemen van mensen. Met autisten, met psychoten, met... Dat is gebaseerd op een boek een Amerikaans boek: de DSM, The Manual of Diseases.

[DOMINIQUE] De labeling.

[LUC] De labeling. Ze staan er allemaal in. Maar dat is: kijken naar het gebrek. Ik... Dat wordt mij altijd kwalijk genomen, als ik het zeg. Maar psychologen zijn vaak de masters van het gebrek, hé. We worden ook zo opgeleid. Psychopathologie indelen. Op een examen: goed, jong, ge hebt het gezien dat het een autist was. Formidabel. Heel mijn opleiding hebben ze tegen mij gezegd en heel onze sector zit daar nog mee vol: wij leren wat ze zijn. En dat leren we herkennen. Er komt iemand binnen in een rolwagentje. Ah, fysiek gehandicapten. Komt iemand binnen met een syndroom: ah! Die zijn autist, die zijn...

[DOMINIQUE] Stempelkes, hé.

[LUC] Stempels. Dat leren wij. Maar daar gaat het niet over. Waar het echt over gaat, dat is: wie kan hij of zij worden?

[DOMINIQUE] Mag ik zeggen dat ge binnen Vlaanderen een soortement pionier zijt. Vaak wordt er, zoals ge zegt, de nadruk gelegd op beperkingen. Terwijl dat we eigenlijk moeten uitgaan van de onbeperktheid aan mogelijkheden. En dat wordt hier nog te weinig gedaan. Of is dat eigenlijk de geboorte van uw project eigenlijk.

[LUC] En ik ben zo vaak nog terug geweest naar Ierland, hé. En daar altijd weer diezelfde dingen gezien. En dat een stuk naar mijn eigen gebracht ook. Ik had daar een goeie Ierse collega, die niets anders deed dan bedrijven bezoeken. En ik dacht: ja, allee, wat is dat nu? En opnieuw bij één van die bezoeken vraag ik: mag ik een keer meegaan met u een voormiddag? Ja, is goed. En we gingen op bezoek naar de National Bank of Ireland. En die deed een toer. Heel geïnteresseerd. Ha, meneer, ha. Goh, hier werkt veel volk en... Wow, en waar zijn jullie nu mee bezig? En om half twaalf gaan wij naar het bureau van die HR-manager en die zegt: meneer, ik heb hier wat dingen gezien van de voormiddag. Het was maar een bezoek. Dat kunnen wij voor u doen met mensen met een beperking. Dat gaat u zoveel kosten. En dat werk gaat perfect uitgevoerd zijn. En tien dagen later belt die collega mij op en zegt: Luc, ik heb acht man binnen, hé, in de Bank of Ireland. En ik dacht: maar man toch, hoe gaat dat? En toen zei hij: als ge niet glimlacht op het moment dat ge belt, gaat het niet lukken. Want dat betekent dat ge niet gelooft in die mensen. En dat is de voorwaarde. Gelooft ge erin dat ze het kunnen? Ah wel, dan zijn zij de beste krachten om te werken. Maar ge moet uitgaan vanuit dat geloof.

[DOMINIQUE] Geloven. Dat is de basis. Niet vertrekken van de beperkingen, maar van de mogelijkheden. Dat geeft Luc mee aan de mensen die voor Luc werken. Vertrek niet van wat niet kan. Vertrek van wat er wel kan. Of veel beter nog. Vertrek van wat er allemaal zou kunnen. Vertrek van een droom.

[LUC] Eigenlijk moet ge maar één vraag stellen aan de mensen die voor u zitten. Wat is uw droom? En luisteren naar die droom. En begint niet opnieuw tegen die mensen te zeggen: maar jongen toch. Ge zijt gij te autist. Of ge zijt gij te gehandicapt. Of niet slim genoeg. Of te dik. Of te dun. Of te oud. Nee!

[DOMINIQUE] Niemand is arbeidsongeschikt. Iedereen is arbeidsgeschikt.

[LUC] Arbeidsongeschikt is nog altijd een officiële term van ons ministerie. Die moet weg. Dat bestaat niet. Wat is uw droom? En laat ons samen aan die droom werken.

[DOMINIQUE] De kracht van dromen. Het is een kracht die Luc vaak ziet. Die straf en sterk is.

[LUC] Er is een jongen die binnenkomt, iemand met autisme, met een hele bijzondere band met zijn vader. En dat was in de periode dat Renault Vilvoorde gesloten was met alle rellen die er waren.

[DOMINIQUE] Het is niet meteen de periode om te dromen van een job bij Renault. Maar dat is wel de droom van die jongen.

[LUC] En dat zegt hij ook. Met een uitgestreken gezicht. Ik wil de president-directeur-generaal worden van Renault België. Ge schiet ook in een lach, hé, Dominique.

[DOMINIQUE] Nee, maar ik vind het mooi, hé.

[LUC] En als ik dat vertel, er mag daar tweehonderd man zitten, maar die tweehonderd man schiet in een lach. Maar die psychologe zegt: gaan we daar samen aan werken? Ja.

[DOMINIQUE] En de psychologe gaat aan het werk. En samen komen ze erachter dat er een probleem is. Het probleem is dat er geen garage van Renault dicht genoeg is bij waar de jongen woont. Maar wel één van Volkswagen. En dus vraagt de psychologe: zoudt ge dat zien zitten?

[LUC] Zoudt ge dat zien zitten? Formidabel. De persoon mag kiezen. Die persoon, iemand nochtans met een serieuze beperking, die zegt: mag ik daar even over nadenken? Ik ga u morgen terugbellen. Die avond heeft die jongen met zijn vader gesproken en zijn vader was een verzamelaar van Renault-oldtimers. En die wou zijn vader niet ontrouw zijn met naar Volkswagen te gaan. Maar zijn vader zei: maar ja, tuurlijk. Allee, het is hier niet ver van. Ga maar naar Volkswagen.

[DOMINIQUE] En die jongen gaat naar Volkswagen. En loopt daar stage. En keert terug naar de psychologe. En die merkt dat de jongen veranderd is. Dat hij anders binnenkomt. Rug recht.

[LUC] Veel van de mensen met een beperking, die komen wat gebogen binnen. Die zitten met een heel verleden waarop dat heel het systeem tegen hen gezegd heeft: gij kunt dat niet. Ge moet naar een speciale school. Ge moet die verslagen een keer lezen van de geboorte van die mensen. Problematische geboorte. Moeilijke kleuter. Grootvader had ook al een alcoholprobleem. Die jongens zijn nog niet geboren en er ligt al van alles...

[DOMINIQUE] Maar dat lijkt plots vergeten hier. De jongen met autisme komt binnen. En die jongen met autisme doet dat trots. Met rechte rug.

[LUC] Die zegt: mevrouw, tegen die psychologe, hebt nog uw papieren nog van de vorige keer? En zegt: ja. Ik wil daar iets aan veranderen. Ik wil iets veranderen. Hm? Ik wil geen president-directeur-generaal niet meer worden. Ik heb daar nu een directeur veertien dagen gezien. Die man moet alle dagen een kostuum aandoen. Dat doe ik niet, zeg. Die zit hele dagen in een glazen box achter een scherm. Dat is het niet. Plus, want die jongen was autistisch, die moet iedere middag met andere mensen gaan eten. Nee. Maar ik wil wel iets met auto’s. Want dat ruikt zo lekker. Ge moogt in die put staan. Allee, ik mocht mij vuil maken en een overall. En ze hebben wel gezien wat een krak dat ik was. Als er een auto de garage binnenreed, terug dat autistische en die link met zijn vader, ik herkende of dat het een diesel was of een benzine. En of dat het een 1900 was of een... Ik herkende dat op het geluid. En al die anderen die konden dat niet. Dus in die sector wil ik werken. Het is niet in een garage geworden. Maar die gast is kunnen beginnen in een carwash. Hij was een formidabele medewerker. Maar wij hebben nooit gezegd: dat gaat niet gaan. Ge werkt met de droom.

[DOMINIQUE] Oké, stelt dat ge een hele grote speaker hebt naar de hele wereld. En ge moogt een boodschap uitspreken. Ik weet dat ge boodschappen meestal in de supermarkt doet. Maar wat zou de boodschap zijn aan de mensheid?

[LUC] Ja, iets rond het begin van die droom. Kijk wie iemand kan worden. Een soort van kracht. Laat mensen in hun kracht staan. En kijk naar die positieve competenties. En dan krijgt ge volgens mij, dat is mijn droom, een soort van inclusieve wereld, voor mij begint inclusiviteit als diversiteit onzichtbaar wordt. Maar ze is er wel. Maar ge ziet ze niet meer. De dag dat ge niet meer ziet dat ge door iemand met downsyndroom bediend wordt, dan zitten we in een inclusieve wereld. Maar het is er nog wel, diversiteit. Maar ze wordt onzichtbaar. Da’s een beetje mijn droom.

[DOMINIQUE] Nog een allerlaatste vraag, Luc. Wat kan ik voor u doen?

[LUC] Er een mooie podcast van maken.

[DOMINIQUE] Ik zal het doen. Merci, hé.

[LUC] Ja, gij merci.

[DOMINIQUE] Dit was ‘Over de drempel’. Bedankt voor het luisteren. Vond je deze podcast interessant? Abonneer je dan op iTunes, Spotify of een andere plek waar je je podcast beluistert en schrijf een review. Zo help je ook anderen om de podcast te vinden. Als je wil reageren of als je een vraag hebt of zelf een verhaal wil delen, dan kan dat ook via overdedrempel@gtb.be. ‘Over de drempel’ werd voor GTB gemaakt door Handelsreizigers in Ideeën, House of Media en Uitgesproken. Je vindt alle credits in de shownotes van deze podcast.